Keltisch

't Keltisch Draakje

Kelten in het wild: Lars Nooij

In de serie ‘Kelten in het Wild’ laten we alumni van de opleiding aan het woord over hoe het hen vergaat in het wild: wat vonden zij ervan om Keltisch gestudeerd te hebben en hoe heeft dat hun verdere levensloop beïnvloed? Voor onze vierde aflevering: Lars Nooij, afgestudeerd in 2015.

“Ní téchte a ṡlocod in parsa cena mlaissiuth, amal nan cóer cen saigith mlas hi rrúna dé :~

‘Het is ongepast het deeltje door te slikken zonder het te proeven, zoals het onjuist is geen smaak te zoeken in de mysterieën van God.’

Toen ik deze zin een jaar geleden voor het eerst las, besefte ik me al snel dat dit één van de raarste zinnen was die ik ooit was tegengekomen. Dat het daarmee ook meteen één van mijn favoriete zinnen werd, is denk ik veelzeggend voor wat me nog altijd aantrekt aan Keltisch. Wat staat er nu eigenlijk? Wie schreef het ooit? En waarom? Het Oudiers zelf is natuurlijk al een prachtige puzzel, maar ook in vertaling vergt het nog wel enig denkwerk om uit te vogelen wat ermee bedoeld wordt – en kom je zonder kennis van de rest van de tekst en het handschrift eigenlijk niet veel verder. Zo kan een zin al snel een heel verhaal vertellen en deze vraagstukken zijn me dan ook nooit gaan vervelen.

Toch moet ik zeggen dat ik toen ik in 2010 begon bij Keltisch niet verwacht had nu alweer twee jaar in Ierland te wonen. Evenmin had ik gedacht dat ik me nu als promovendus dagelijks bezig zou houden met een Ierstalige tekst in een negendeeuws priestershandboek, waaruit het bovenstaande zinnetje ontleend is. Eerlijk gezegd had ik destijds (en stiekem misschien nog altijd wel!) gevoelsmatig meer met de Britse talen en werd ik ook aangetrokken door het romantische beeld van de Kelten. Dat dat laatste me aansprak was overigens al vroeg bekend bij mijn vrienden; ik herinner me nog goed hoe we in de vierde klas allemaal een boekje kregen van onze mentor met daarin een overzicht van de bacheloropleidingen die er toen in Nederland waren. Het duurde niet lang voordat één van mijn klasgenoten Keltische Talen en Cultuur zag staan en verklaarde dat ik dit ongetwijfeld zou gaan studeren.

Eerlijk gezegd heb ik me er toen nog een tijdje tegen verzet onder het mom dat ik geschiedenis ook heel leuk vond en dat Keltisch misschien wat al te obscuur was, maar toen ik eenmaal een open dag had bijgewoond was ik verkocht. En daar heb ik nooit spijt van gekregen. Waar anders vind je tegenwoordig nog een opleiding waarbij je al je docenten en medestudenten persoonlijk kent? De tutorials die ik door de jaren heen bij Peter op zijn kamertje mocht volgen – Oudgermaans, Oudnoors en zelfs Avaars, maar ook Iers recht – waren wat mij betreft echt hoogtepunten. Zo persoonlijk en machtig interessant! Ik heb genoten en niet alleen veel geleerd over Keltisch, maar bijvoorbeeld ook over historische taalkunde en hoe je snel een taal kunt leren. En alsof dat niet genoeg was heb ik aan de studie vrienden voor het leven overgehouden, die ik ook nu zelfs vanuit het buitenland nog geregeld via internet tref om bijvoorbeeld samen een nieuwe taal te leren (op dit moment Arabisch), of Dungeons & Dragons te spelen zoals we dat als studenten ook al deden.

Aangezien ik nu zelf begonnen ben als onderzoeker is de studie voor mij nog heel aanwezig in het dagelijks leven. Ik schrijf op het moment mijn proefschrift binnen het Chronologicon Hibernicum (of eigenlijk zegt iedereen ChronHib) project in Maynooth – een klein dorpje net ten westen van Dublin. We zetten hier door de taal van dateerbare Oudierse teksten nauwkeurig te analyseren stappen om de taalvariatie en -verandering die er binnen de Oudierse periode (c. 600-900 n.Chr.) was en plaatsvond te dateren. Zo willen we een raamwerk bouwen om Oudierse teksten van onbekende oorsprong aan de hand van hun taal te kunnen dateren. Mijn bijdrage hieraan is tot nog toe in de eerste plaats een grondige studie van één handschrift, het Stowe Missaal, waarvan ik de taal vergelijk met die van andere, beter bestudeerde bronnen.

Het valt me in dit stadium op dat het vakgebied als geheel eigenlijk ook best wel op de opleiding in Utrecht lijkt: relatief kleinschalig en persoonlijk, maar toch inhoudelijk breed. Dat laatste is volgens mij overigens ook in het bijzonder een kracht van Keltisch in Utrecht, waar de brede aanpak met zowel Brits als Iers en zowel taal- als letterkunde je toch flexibeler maakt dan de mensen die hier van de opleidingen Iers afkomen. Zoals je merkt heb ik, zoals de priester hierboven al aanried, nog altijd de smaak te pakken en kan ik slechts concluderen dat ik toen ik na de middelbare school voor Keltisch koos een bijzonder goede keuze gemaakt heb!”